Pages

Progress

The Collins Dictionary and Thesaurus defines progression as "the act or an instance of moving from one thing in a sequence to the next". There are cases in which this progression is an inescapable fact, such as with time. Time moves forward; it does not move backward. At least not in our part of the universe. I leave it to the theoretical physicists and the science fiction writers to imagine circumstances in which it does.

More often, though, progress is used subjectively, to imply improvement in some way or another. The word has a reassuringly positive ring to it. Moving forward is the only way to go! Going back is not an option! Progress means new and exciting, improvement and enlightenment. Progress raises one up from the morass of stagnation. It is the domain of the free thinkers and the visionaries. It is one of the most popular slogans in political campaigns, used equally by hopeful challengers aiming to dislodge incumbent dinosaurs, and by those same experienced champions-of-your-cause defending their seats against wild upstarts.

Marketeers like progress, too. When something is bigger, smaller, better, newer, fancier, simpler, more well known, less expensive, lighter, heavier, louder, or quieter than it was before, that is called progress. But is it? Perhaps it was more useful to me before it was changed, or I simply liked it better. 

Let me give you an example.

The first time I saw British band Coldplay perform live was in Amsterdam, in the Heineken Music Hall. This venue can hold up to 5.500 music enthusiasts (and did that night). I next saw them captivate a capacity crowd of 15.000 people in Ahoy, in Rotterdam. A couple of years after that I and 33.999 others packed ourselves in the GelreDome in Arnhem to see the band valiantly play through a set on the very day their beloved London had been hit by the horrific acts of terrorists. And finally, a little over two years ago, there were 50.000 of us on a field in the Goffertpark in Nijmegen, trying to make out four figures on a stage in the distance.

Clearly, from a purely numerical perspective, the gradual rise in Coldplay's concert attendance is progress. However, from the standpoint of an attendee like me, it is not. With each increase in the number of people at the shows, my personal enjoyment of those shows decreased proportionally. Their progression was my regression.

Sometimes I'd rather not have progress.

Onrechtvaardigheidsgevoel

Wie 's lands nationaal en internationaal meest aansprekende en succesvolle voetbalclub een warm hart toedraagt, zal door de jammerlijke wijze waarop recentelijk kwalificatie voor een vervolg in de Champions League gemist werd al danig in zijn rechtvaardigheidsgevoel gekrenkt zijn. De twee ten onrechte afgekeurde doelpunten tegen Real Madrid en de bizarre ontknoping in Zagreb lieten de Ajaxfan in grote verslagenheid en met een groeiend gevoel van aangedaan onrecht achter.

Nog erger werd het na de loting voor het vervolg van de Europese tournooien. De uitkomst van die loting was als zout in de wonden van elke Ajaxliefhebber. Niet zozeer omdat Ajax in het nieuwe jaar in de Europa League meteen het grote Manchester United zal treffen. Het is een loting die een interessante confrontatie oplevert, maar voor de Amsterdammers zeer waarschijnlijk het eindstation in de race voor deze ernstig gedevalueerde troostprijs zal betekenen.

Het is met name het feit dat Olympique Lyon een plek bij de laatste acht van de Champions League mag veiligstellen tegen het nietige Apoel Nicosia, een ploeg die verreweg de minste broeder in het miljoenenbal is en zich nog dagelijks zal verwonderen over het feit dat het zich tijdens de loting in dezelfde bak als Real Madrid, Barcelona, en Bayern München bevond. Een ploeg waartegen Lyon enorm veel kans heeft, en Ajax ook gehad zou hebben als het zich had gekwalificeerd in plaats van de Fransen.

De term Lucky Ajax mag inmiddels wel met een korreltje zout genomen worden. Lucky Lyon mag daarentegen de boeken in.

Genode gasten (III)

Slechts één kruk aan de bar van dit chique hotel is onbezet; het zit hier vol met divers pluimage, met buitenlandse zakenmannen, met locals, met dagjesmensen, met jonge en oude zielen, met persoonlijkheden. Naast het aaibare meisje zit een lange veertiger. Hij is in gezelschap van vrienden of van collega’s of van bevriende collega’s. Dat denk ik omdat ze allemaal in pak zijn; er dus gelijkvormig uitzien en dat is een kenmerk van vrienden en van collega’s. Ik ben nooit in pak. Een meisje met blond haar en een paardenstaat die ze niet midden op haar achterhoofd zoals gebruikelijk, maar net iets meer naar links heeft vastgezet, praat met de persoon rechts van haar. Ze is niet onaangenaam om naar te kijken en ook niet knap. Haar gesprekspartner heeft zijn uiterlijk daarentegen minder mee. Hoewel hij niet lelijk is, heeft hij absoluut iets onaantrekkelijks, iets onsympathieks. Ik vraag me af of hij daar wat aan kan doen, dat het zijn persoonlijkheid is die door zijn uiterlijk spreekt; ik geloof namelijk stellig dat het uiterlijk het innerlijk weerspiegelt, en ik ben ervan overtuigd dat een mentale make-over hem wonderen kan doen. Wat natuurlijk ook kan is dat hij simpelweg met minder goede genen is bedeeld. Twee Aziatische meisjes van wie het moeilijk is op te maken of ze uit China of Taiwan komen, zelfs Vietnamese invloeden zijn mogelijk, drinken de thee en eten de te dure sushi. Waarom zitten mensen toch voornamelijk met zijn tweeën? Alsof we zijn gemaakt als helften, steeds verlangend naar het samen zijn met een andere helft, genetisch geprogrammeerd om in duo’s of veelvouden daarvan te functioneren; denk aan de meester en zijn gezel, het vier personen huishouden, de copywriter en de art director, de bestuurder en zijn bijrijder, de advocaat en zijn secretaresse, het liefdeskoppel. De zeggenschap over, de hiërarchie, de ondergeschiktheid lijken de alom aanwezige, universele, verbindende factoren. Ga na, de advocaat bepaalt het werk van de secretaresse, terwijl de secretaresse weet dat het werk zonder haar in de soep zou lopen, en bovendien wie moet er anders de klappen van ontevreden clientèle opvangen. Dan de geliefden die het ontbrekende in zichzelf bij de ander zoeken. Laat mij jou vullen! Vul mij! Archieven met films over dit onderwerp. We hebben de ander nodig om daadwerkelijk iets tot stand te brengen. Ik ben met niemand een duo, ik functioneer dan ook niet.

Ontzag

Bristol Cathedral, 25 november 2011
Mensen passen hun stemming vaak onbewust aan aan de sfeer die hangt in de omgeving waarin ze zich bevinden. Nergens is dat zo duidelijk als in een religieus huis. In de kathedraal waarin ik me bevind, heerst een serene rust. Het is niet de afwezigheid van geluid die tot deze rust leidt; de stilte wordt zo nu en dan onderbroken door het klak-klak van gelaarsde voeten op de geplaveide vloer of de galm van een in het slot vallende deur. Het is de aanwezigheid van een gevoel van ontzag. Niet alleen voor de majesteitelijkheid van het gebouw zelf, maar ook voor het doel waarvoor het gebouwd is. Zelfs een ongelovige als ik kan aan dit gevoel niet ontkomen. Het maakt me heel bewust van mijn omgeving en van mijn aanwezigheid daarin. Elke voetstap wordt overwogen genomen, om zo goed als het kan te voorkomen dat deze geluid voortbrengt. Want zal een misstap in een rumoerige ruimte nog in het gedruis wegvallen, op een plek als deze is het alsof er een alarmbel afgaat. Althans, zo voelt het. En dat is volgens mij ook precies de bedoeling. Je voelt dat je hier bekeken en gewogen wordt, of het nou door een hoger wezen is of door je medemens.

Belevingsrijkdom

De bewoners van Madurodam zijn druk in de weer. Onvermoeibaar draaien de autootjes, treintjes, bootjes, en vliegtuigjes hun eindeloze rondjes. Het feit dat er op deze grauwe koude dinsdagmiddag nauwelijks bezoekers in hun kleine stad zijn deert ze niet. Van het bestaan van een wijdere wereld buiten hun direkte omgeving zijn ze zich namelijk niet bewust. Hun aandachtsveld bestaat slechts uit de straten, sporen, waterwegen en landingsbanen waarover ze zich voortbewegen.

De aanwezigheid van medebewoners gaat volledig aan Madurodammers voorbij. Ze komen ze nooit tegen. De autootjes rijden altijd in precies dezelfde volgorde en op precies dezelfde afstand van elkaar over de snelweg. De treintjes stoppen zonder uitzondering elke keer op precies hetzelfde station, op precies dezelfde plek langs het perron, maar er stapt nooit een reiziger in of uit. De vliegtuigjes stijgen nooit op, de bootjes meren nooit aan, en passagiers gaan nooit aan of van boord. De bewoners van Madurodam hebben het op routine en langs elkaar heen leven gebaseerde bestaan geperfectioneerd.

Deze levenswijze voorkomt heel wat problemen. Want zonder interactie geen conflicten; zonder bewustzijn geen emoties; zonder verantwoordelijkheden geen zorgen. De keuze voor deze levenswijze is een bewuste, maar is niet door de Madurodammers zelf gemaakt. Van hogerhand wordt hun bestaan tot in detail gestuurd, door iemand die alles heeft wat zij niet hebben. Interactie, bewustzijn en verantwoordelijkheden. Conflicten, emoties en zorgen.

Beiden hebben op hun manier een rijk leven. De Madurodammers ontbreekt het binnen hun beperkte bestaan aan niets. Dat is rijkdom. Het leven van hun hogere hand kent daarentegen  geen grenzen. Het is onvoorspelbaar en vol mogelijkheden. Ook dat is rijkdom.

De vraag is: wie is rijker?

Genode gasten (II)

De wijn smaakt me goed, en eigenlijk is dat een understatement en smaakt de wijn me extreem goed, de volle krachtige tonen die het effect zijn van de vele tannines, mijn huisgenoot waarschuwde me ‘te veel van die stof doet je geen goed, en je tanden verkleuren’, en zoals dat gaat bij waarschuwingen trok ik mij er niets van aan; bij ieder fysiek contact met de wijn voel ik het rode vocht branden op mijn lippen en beroeren aroma’s mijn nervus facialis, nervus glossopharyngeus en nervus vagus; deze aanduidingen hebben betrekking op specifieke plaatsen, op de receptoren, in mijn mond en ik heb hierover gelezen op internet. De wijn is zo zwaar dat je ‘m haast moet wegkauwen, deze woordkeuze heb ik van Arend Jan, en deze ook: het is een straffe wijn. Mijn neus vult zich met een rijke geur en ik vraag me af of de jongen aan de overzijde van de bar ook zo van zijn wijn geniet. Ik denk het niet. Zijn aandacht gaat namelijk uit naar het meisje naast hem dat steeds een stukje terugdeinst als hij zich in zijn gesprek verliest en steeds verder vooroverbuigt en soms lijkt het zelfs alsof hij zijn hoofd in haar schoot wil leggen, wat mij overigens een zaligheid lijkt. Het meisje heeft vriendelijke rode haren en een zachte uitdrukking zonder dat ze aan dons doet denken, een associatie die mij vaker overkomt bij vrouwen met rood haar. Ze draagt een kasjmier vest wat evenzeer een zachtmoedige verrukking in mij losmaakt. Even leken wij drieën, de bewegelijke jongen, het meisje met het rode haar en ik met mijn Argentijnse Carmenere Syraz de enigen aan de rand van Andrea’s domein, die nu met ferme druk limoenpartjes in een glas fijnstampt; de knappe barman is zich maar al te bewust van zijn goddelijke delen; en zijn goed gedefinieerde bovenarmen tekenen mooi af bij iedere krachtinspanning die het pletten van de limoen vereist. Het blijkt een caipirinha in wording voor een man van middelbare leeftijd die mij met zijn diepliggende amandelvormige ogen uit mijn gedachtewereld haalt. Die blik! Zo gaat het nou de hele tijd: van in gedachten verzonken, terug naar de realiteit, weer de gedachtewereld in, en opnieuw wakker geschud; de beproeving van het perpetuum mobile van aandacht.

Genode gasten (I)

Vanochtend heb ik besloten dat ik het einde van de middag en het begin van de avond hier wilde doorbrengen. De tijd tussen vijf uur en negen uur, alhoewel ik begrijp dat voor veel mensen negen uur ook best wel laat op de avond kan betekenen; maar voor mij is dit tijdstip nog altijd vroeg. Dat komt, omdat ik meestal niet voor middernacht naar bed ga. Doe ik dat wel, dan lig ik nog uren achtereen wakker en wordt het vatten van de slaap alleen maar moeilijker; met een exponentiële toename in moeilijkheidsgraad voor ieder kwartier dat ik mijn oor eerder te rusten leg. Het is nu tegen zevenen en ik leun tegen de bar, mijn vingers betasten de voet van het kristallen glas dat Andrea, ik las zijn naam op het naambordje op zijn gesteven uniform, daar had neergezet. Binnen zijn speelveld, de ruimte binnen de ronde toog van de luxe hotelbar, is Andrea druk in de weer met cocktailshakers en toebehoren, glazen en servetjes waarop hij de bestellingen voor de gasten van de luxe hotelbar neerzet. De hapjes komen vanuit de keuken, zelfs de nootjes die in de meeste horecagelegenheden toch echt in grote glazen potten op de bar staan, worden door speciaal personeel gebracht. De prijzen van de drankjes zijn trouwens torenhoog alsof ze er hier vanuit gaan dat alle clientèle zakelijk is en de rekeningen declareert op het bedrijf waardoor ondertussen niemand enig benul heeft van het aan het eind van de avond verschuldigde bedrag. Zo gaat dat doorgaans in hoteletablissementen. Nou, ik kan je wel zeggen dat die vrijheid mij niet toekomt en ik als resultaat van het ontbreken van enige mogelijkheid tot declareren van mijn geneugten met een enorme traagheid nip aan mijn glas Argentijnse Camenere Syraz van 9 euro.